De van dopinggebruik verdachte Hongaarse speler Tamás Petö van NAC Breda in Nederland, is door de nationale federatie KNVB geschorst voor de duur van 10 wedstrijden. Hoewel Petö meent dat hem geen verwijt gemaakt kan worden ter zake van het aantreffen van doping in zijn lichaam, heeft hij zich bij die beslissing neergelegd. De FIFA echter niet.
De internationale federatie heeft de Nederlandse KNVB om uitleg gevraagd met betrekking tot de gehanteerde strafmaat in deze zaak. Nadat de KNVB deze uitleg had verschaft, heeft de FIFA de zaak voorgelegd aan haar Disciplinary Committee. Dit Committee heeft thans een beslissing genomen waarin is vastgesteld dat de KNVB zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de verplichtingen zoals genoemd in art. 13 par. 1a van de FIFA Statuten.
Deze bepaling houdt in dat leden van de FIFA – waaronder de KNVB – verplicht zijn om de statuten; regelgeving; richtlijnen en beslissingen te allen tijde te volgen.
Op basis van deze bepaling acht de FIFA de KNVB verplicht om de FIFA Disciplinary Code te volgen en heeft een boete opgelegd van CHF 10.000,- voor het niet volgen van deze regeling.
Het verweer van de KNVB inhoudende dat de straf is opgelegd naar aanleiding van de omstandigheden van het geval, is niet door de FIFA gevolgd. Datzelfde geldt voor het verweer dat FIFA uitdrukkelijk niet gebonden was aan de gefixeerde sancties van de WADA Code. Tenslotte heeft de KNVB tevergeefs gewezen op vergelijkbare gevallen, waarin eenzelfde strafmaat werd gehanteerd, welke werden onderschreven door de FIFA. Met name is hier de zaak rond Frank de Boer genoemd.
Naast de boete heeft de FIFA de KNVB gewaarschuwd dat bij herhaaldelijke overtreding van haar verplichtingen, er zwaardere sancties kunnen worden opgelegd, waaronder begrepen zoals diskwalificatie van de WK-voorronden van 2006, of uitstoting uit de FIFA.
Deze beslissing volgt kort nadat de FIFA de WADA Code heeft ondertekend. Op 21 mei 2004 gaf de FIFA een persbericht uit waarbij melding werd gemaakt van de ratificatie.
In dit bericht wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van het feit dat FIFA bij toepassing van de Code bedongen had dat er bij dopinggevallen sprake zou zijn van “individual case management” en “flexible sanctions”.
Artikel 62 van de FIFA Doping Code en FIFA circulair 908 even echter aan dat de minimale straf bij een eerste overtreding tenminste 6 maanden schorsing bedraagt. Opvallend is dat deze bepalingen dateren van mei 2002, terwijl de FIFA zich jegens de WADA juist heeft ingespannen voor flexibele sancties ten opzichte van de gefixeerde sancties van de WADA Code.
Ten opzichte van het argument dat de vergelijkbare sanctie jegens Frank de Boer destijds door de FIFA werd onderschreven, wordt gesteld dat deze zaak dateert van vóór 1 mei 2002 en daarom niet langer van belang is. Er zijn evenwel recente zaken geweest waarin spelers een lichtere sanctie hebben gekregen dan de FIFA Doping Code voorschrijft. Met name ging het hier om gevallen waarbij de speler geen verwijt te maken valt van de aanwezigheid van doping in zijn lichaam. In die gevallen is er door de FIFA niet ingegrepen. Naar de mening van FIFPro terecht! Dat hoort immers bij het ook door de FIFA uitgedragen beginsel van individual case management.
Ook blijkt uit de beslissing dat er geen enkele ruimte of bevoegdheid is, om op nationaal niveau te komen tot andere bevindingen, ook al geeft de zaak daartoe aanleiding. Zowel de nationale federaties als de clubs, spelers en vakbonden zijn daarmee volledig buitenspel gezet.
Voor de totstandkoming van deze regeling is er geen enkel overleg geweest met de belangrijkste betrokkenen: de spelers. Voor FIFPro is dat onaanvaardbaar.
Met name het gemis aan onderscheid tussen echte dopingzondaars en spelers die buiten hun schuld of zonder opzet verboden stoffen in hun lichaam hebben gekregen, weegt hier zwaar.
In dit kader hebben de betrokken spelers, maar ook hun clubs of federatie geen enkele marge buiten de gefixeerde sancties.
In dit verband is een recente uitspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Gemeenschappen opmerkelijk. In deze uitspraak van 30 september 2004 inzake de zwemmers Meca-Medina en Majcen oordeelde het Gerecht dat de bestrijding van doping een puur sportief belang nastreeft en niet een economisch belang. Omdat er geen economisch belang in het geding is, komt deze sporters geen bescherming in het kader van het EG-verdrag toe en zijn hun eisen om de opgelegde straffen (2 jaar schorsing voor nandrolongebruik) in strijd te laten verklaren met het EG-recht afgewezen.
FIFPro stelt grote vraagtekens bij deze uitspraak. Schorsing betekent immers een belemmering voor de beroepsuitoefening en vormt daarmee een inbreuk op het recht op arbeid. Ten onrechte houdt het Gerecht hier geen rekening mee.
Deze uitspraak is een ernstige tegenslag voor de sporter die in het kader van verdenking van dopinggebruik toch al weinig tot geen rechtsbescherming geniet. Het lijkt er op dat het Gerecht hier te weinig oog voor heeft gehad.
Wel laat de uitspraak van het Gerecht in elk geval de ruimte om (langdurige) schorsing om andere redenen dan doping aan te vechten.
Het is echter te hopen dat deze zaak voor het Hof van Justitie wordt gebracht, zodat het oordeel van het Gerecht in Eerste Aanleg getoetst zal worden.