In gesprek met Louis Everard en Evgeniy Levchenko van de VVCS vertelt Guus Hiddink (8 nov. 1946, Varsseveld) uitgebreid over zijn ervaringen als speler en trainer. Te beginnen met zijn huidige werkzaamheden in het voetbal.
Door: LEX MULLER
Hiddink: ‘Officieel ben ik voorzitter van de Coaches Betaald Voetbal (CBV). Onofficieel loop ik links en rechts over de velden en praat ik met spelers en trainers. Maar niet per se uit hoofde van mijn functie. Ik vind dat gewoon leuk om te doen.’
Wat geef je de trainers van nu zoal mee?
‘Je kunt het trainersvak beschouwen als een vak, wat je moet leren. Je krijgt de opleidingen, van laag instromen tot en met de pro-licentie. Daar leer je het beroep van voetbaltrainer. Maar daarnaast probeer ik er altijd een ambacht van te maken. Ook dat kan je leren. Het gevoel en de intuïtie en al die andere gaven, die je kan verkrijgen of die je hebt, komen zeer sterk van pas bij veel beroepen maar zeker ook bij coaching. Ik ben nu al een paar jaar uit het voetbal, maar toen ik nog in het voetbal zat, wist ik niet meer precies aan welke criteria een interval intensief, een duurtraining of een tempotraining moet voldoen om een goede training te geven. Dat staat in de boeken, dat kun je opzoeken. Daarnaast denk ik, dat je het door je ervaringen en door je intuïtie kan uitbreiden naar een ambacht. Omdat er natuurlijk heel veel bij komt kijken, meer dan de trainingen en de wedstrijden, dat vind ik ook het interessante ervan. De ervaring plus het gevoel. De ruime opvatting van ons metier. Dan praat je ook over de ambachtelijke kant van het vak. Het één is net zo belangrijk als het ander.’
Als je Advocaat en Van Gaal zo ziet, begint het bij jou dan niet te jeuken?
‘Ja, ik sta wel eens bij een training te kijken, en denk: ik wil weer het veld op. Maar mijn onlangs geopereerde knie trapt dan op de rem. Rechts is acht jaar geleden geopereerd. Daar zit organisch kraakbeen in. En mijn linker is vorig jaar oktober gedaan. Na een jaar is het helemaal volgroeid. Dan heb je, zeg maar, weer het kraakbeen van een jonge man. Die technieken passen ze hier nog niet toe. Wel in Zuid-Korea. Daar is het ook gebeurd. De dokter was toen, acht jaar geleden, teamarts van het nationale team. Bij een bezoek zag hij mij lopen. Ik liep een beetje mank. Slijtage zei ik, allemaal slijtage. Maar hij zei: dat gaat niet goed. Kom maar eens kijken in mijn kliniek. Hij had in 2014 al zo’n duizend operaties gedaan, bij mensen van twintig tot tachtig. Ze maken het helemaal vlak, en dan maken ze er putjes in van twee millimeter. Daar doen ze dan die stamcellen in. Die stamcel maakt in dit geval kraakbeen. Dat kraakbeen zie je dan gewoon groeien. Die stamcel wordt uit een navelstreng gehaald. En die zetten ze op kweek. Dat matchen ze dan met mijn bloedgroep en dat injecteren ze in die putjes. Dat is bij mijn weten een techniek die ze hier in Nederland nog niet toepassen.’
‘Als mijn knie weer helemaal goed is, kan je mij wel weer verwachten op het veld. Ga ik rondo’s doen met die oude Ajax-profs. Nu na vijf maanden ben ik alweer een beetje aan het golfen. En tennissen. We spelen altijd minimaal om een euro per hole. Het is niet voor de lol. Ik speel echt alleen maar fanatiek, haha.
Ik heb ooit geholpen om een golfbaantje op te richten waar ik geboren ben in de Achterhoek. In Zelle, vlak bij Doetinchem. Dat is een prachtige baan geworden. Misschien wel een van de mooiste banen van Nederland. Daar speel ik met mijn oude maatjes. En hier in de Randstad ook wel eens met anderen. Verder tennis ik nu twee keer in de week intensief met een jonge prof.’
Wat zou jij de jeugdspelers willen meegeven van onder 14 tot onder 18?
‘Niet alleen wat ik de spelers wil meegeven, maar ook wat ik de trainers wil meegeven. Hoe gek het ook klinkt, maar ik houd van een beetje chaotische training. Chaos-training, waarin spelers worden geconfronteerd met heel weinig tijd en heel weinig ruimte. En als zij zich daarin redden, dan worden het zeer vaardige spelers. Die leren op handelingssnelheid te werken, en die leren ook op intensiteit te werken. Ik moet zeggen dat Feyenoord dit seizoen echt goed bezig is qua intensiteit. De eerste gedachte is bij een balverovering verticaal diagonaal. Niet eerst weer terugkijken, zekerheid zoeken, en het spel vertragen. Als je in het middenveld jouw man kunt uitspelen, dan moet de verdediging, die je tegenkomt, keuzes maken. Dat geeft jou weer opties als aanvaller. Denk niet dat chaos ongeorganiseerd is. Het is geen anarchie. Op een heel klein veldje kan je het doen met negen tegen negen, om het in het systeem van die jongens te krijgen.’
‘Ik vertelde al dat ik af en toe met een speler praat. En dan heb ik hem wel eens in een wedstrijd gezien. Dan zeg ik: jij hebt kwaliteit om goed vooruit te spelen. Dat heb je van nature al. Dat hoeft geen trainer jou te leren. Maar wat is altijd jouw eerste reactie? Vertragen. Terwijl je dat helemaal niet nodig hebt. Wij willen graag zien, als trainers maar ook als toeschouwer, dat je verticaal denkt en speelt. Van de tien keer zocht hij zeven keer de veiligheid. Als jij verticaal denkt, is jouw tegenstander nog niet georganiseerd. Je kunt dus voordeel halen door jouw tegenstander te pakken die nog niet is georganiseerd. Als je teruggaat, ben je jouw voorsprong kwijt.’
Welke spelers vallen jou positief op in Nederland en waarom?
‘Dat zijn de jongens die het avontuur zoeken. Soms zelfs teveel, want dan slaan ze over de kop of ze lopen het risico van blessures. Xavi Simons van PSV is daar een voorbeeld van. Het is mooi om dat te zien. De mensen weten dan dat er wat gaat gebeuren. Als het mislukt, kan dat. Dat is nog zijn jeugdigheid. Als hij de bal heeft, zoekt hij het avontuur. Bij Feyenoord zijn er meerdere spelers, die dat ook meteen zoeken. Het is niet voor niks dat zij in de laatste minuten, als het wat minder loopt, toch allemaal blijven zoeken. Dat wordt ook geëntameerd door Slot. Bij Feyenoord nemen ze het soms op de koop toe dat ze daardoor balverlies kunnen lijden. Dat is de intensiteit, die ik met name ook in Engeland bij Chelsea heb meegemaakt.’
‘We hebben het hier altijd over de Hollandse school. En dan zeg ik: de Hollandse school PLUS. En met PLUS bedoel ik die intensiteit. We willen graag aanvallend voetballen. Maar de plus is de intensiteit en een betere organisatie. Als je kampioen wordt, moet er een goede balans in het team zijn. In een slecht seizoen moeten we niet meer dan 25 goals tegen krijgen. In een goed seizoen zo’n 20 goals in 34 wedstrijden. En dan maakt het niet uit of je zestig goals maakt of tachtig, maar dan weet je zeker dat je kampioen wordt.’
Wint een Nederlandse club ooit nog een Europese beker?
‘Dat lijkt me niet. Als je het hebt over het hoogste niveau. Ja, in de Europa League en Conference League zeg ik ja, maar in de Champions League zie ik het niet gebeuren. De kwaliteit bij die andere clubs, met zulke begrotingen. Kijk hoe Chelsea het nu doet. Belachelijk, een half miljard als budget. Maar dan heb je nog geen team. Het gaat er niet alleen om hoeveel geld je kunt besteden, maar ook hoe je het geld besteedt. Maar die budgetten hebben wij uiteraard niet. Wij zijn nu eenmaal een opleidingsland en dat moeten we ook blijven. Met de pretenties dat we wel willen presteren.’
Wanneer zien we De Graafschap terug in de Eredivisie?
‘Dat zijn cult-clubs. Als ze degraderen hebben ze veel publiek en als ze promoveren hebben ze nog meer publiek. Eerlijk gezegd ben ik er zelf een beetje achter de schermen bezig, met een paar jongens uit die regio. Qua budget moeten die bij de top vier van de Eerste Divisie spelen. Als je naar de regio Breda kijkt, dan moet NAC een middenmoter in de Eredivisie kunnen zijn. Maar daar zijn ook weer zoveel invloeden geweest op het niveau van het management en bestuur. Dat is een moeilijke club, maar Bayern München is dat ook. Bayern wordt wel stabiel geleid. Als de clubs stabiel geleid worden, moeten ze en kunnen ze presteren.’
Van 2006 tot 2010 was jij bondscoach van Rusland. In 2012 trainde jij FC Anzji op het hoogste Russische niveau. Hoe was het om in Rusland te werken? Waarin verschillen de organisaties en de spelers met Nederland?
‘Ik was al een beetje rond geweest in de wereld. Ik had net het WK gedaan met Australië. Daarvoor was Zuid-Korea en had ik al zes jaar in Spanje gewerkt. Het was dus niet een plotselinge schok om vanuit het Nederlandse trainerswereldje naar Rusland te gaan. Je komt wel met wat bagage binnen. Ik heb nu nog contact met een aantal jongens en met journalisten. Bijna dagelijks. Mijn jongens en mijn staf verdedig ik volledig. Want de gewone Rus is zo hartelijk, is zo gastvrij. Als je daar komt, staat de hele tafel vol. We kunnen er nog geen tiende van eten. Die gastvrijheid overal, ook al hebben ze niet veel te makken, is zo groot. Díe Russen steun ik.’
‘Maar ik ben daar ook wel de strijd aangegaan in de hogere echelons. Onder andere met Moetko. Hij is ook vicepresident geweest onder Poetin, en was mijn baas bij de Russische Voetbalfederatie. Ons eerste gesprek was in London. Dat ging prima. Als ik ergens kom, ga ik eerst naar het team kijken op trainingskamp. Voor een oefenwedstrijd werd er een tegenstander uitgekozen, waar je maar even van moest winnen. In dit geval was het Letland. Dan kijk ik wat de goede dingen zijn om het topsportklimaat te behouden of te verkrijgen. En wat zijn mindere dingen, die wat mij betreft contraproductief zijn om te kunnen presteren.’
‘We speelden vaak in het stadion van Lokomotiv. Dat was voor die tijd een modern stadion. Zo’n anderhalf uur voor de wedstrijd ontmoet ik Moetko en hij begroet me joviaal. Vervolgens gaat hij naar de spelers toe en ik loop met hem mee. Begint hij met zijn vuist te zwaaien en ‘voor volk en vaderland’ te roepen.
Wat later ga ik naar de federatie. De dag ervoor een wedstrijd met 2-0 gewonnen. De sfeer is goed. Volgende keer treffen wij Engeland in Loezjniki. Zeg ik tegen de president: ‘Steek even iedereen een hart onder de riem. Maar niet langer twee minuutjes. En dan weer naar buiten.’ ‘Prima coach’ was zijn reactie. Voor Engeland begint hij weer: ‘Jullie moeten strijden voor volk en vaderland!’. Een minuutje en dan weer naar buiten. Ik denk: zo, vriend, dat doe je goed. Ik loop met hem mee naar buiten en zeg: ‘Goed gedaan. Hij loopt weg en in mijn ooghoek zie ik hem weer de kleedkamer ingaan. Ik laat hem dertig seconden gaan en daar stond hij weer voor de spelers.
Ik loop naar hem toe, pak hem opnieuw onder z’n arm en zeg: “Kom, we gaan naar buiten.’ Achteraf denk je: dit had mij mijn kop kunnen kosten, maar je wint en de spelers reageren positief, haha. Maar goed, al met al vond ik het een heerlijke tijd in Rusland.’
Stel dat je nu nog trainer was geweest in Rusland, wat had je dan gedaan?
‘Dan was ik weggegaan. Dat is geen moeilijke keus. Je moet niet de illusie hebben dat je daar de wereld kunt veranderen. Ik heb heel veel respect voor al die jongens daar die zich hebben geuit. De eerste was Smolov, die nog bij Feyenoord heeft gespeeld. En Denisov van Zenith, later. Publiekelijk. Hij zei: ik weet niet hoe ik hier uitkom, maar ik voel dat ik het moet zeggen. Er zijn er nog een paar bijgekomen. Ik krijg nu nog wel vragen van sportjournalisten daar. Maar die gaan alleen over sport.’
Hoe heb je naar het WK in Qatar gekeken? Heb je veel wedstrijden gezien?
‘Ja, ik heb veel gezien. Ik vond de keuze voor het WK daar helemaal fout. Hoe dat ook tot stand is gekomen. In 2008, toen ook het WK van 2018 aan Rusland werd gegeven. Er is toen heel veel geschoven. Dan denk ik: als dat zo moet. Een WK in een land, dat geen voetballand is. Zuid-Afrika was wat betreft het voetbal ook geen topland, maar dat is wel een land in transitie. Met alle problemen, die er zijn. Daar kan voetbal dan een positieve bijdrage leveren. Maar zo’n land zonder voetbaltraditie. Ik heb ook de rapporten gelezen van Amnesty International. En ik geloof toch wel dat die heel serieus zijn.
Ik vond het Nederlands elftal overigens matig. Het was te gezellig. De finale was daarentegen wel geweldig. En ik ben natuurlijk gekleurd, maar ik vond Australië heerlijk voetballen. Niet zo goed maar wel weer met die enorme drive.’
Kun je inmiddels weer over straat in Zuid-Korea?
‘Ja, makkelijk. Al herkennen ze me nog steeds. Ik ben er nog in oktober geweest. Elk jaar kom ik daar één tot twee keer, omdat wij er nog een foundation hebben. Los daarvan komen wij er ook graag. Soms komen er jonge kinderen enthousiast naar mij toe: ‘Hie Dung-Gu!’ (red. Vrolijk bij de Reis naar Boven.)
Vraag ik hoe oud ze zijn: ‘twaalf’. Ze waren nog niet eens geboren toen ik daar bondscoach was. Wordt ze gewoon verteld. Ze weten het precies. Mensen hebben daar heel veel respect. Ze willen je nooit aanraken. Een heel beschaafd volk. Wel emotioneel. Al heb ik er goed kunnen werken. Ik beschouwde ze als de latino’s van Azië. Als ze die emoties hebben, zijn ze niet meer te remmen. Positief maar ook negatief. Een beetje hetzelfde proces, wat ik in Rusland heb meegemaakt.’
Hoe was het om te werken met China onder 21 en onder 23 jaar?
Ik dacht zo’n beetje klaar te zijn met mijn carrière als trainer, toen de Chinese bond naar mij toe kwam. Of ik dat wilde doen voor de kwalificatie voor de Spelen in Tokio? Ik heb wel een paar EK’s en WK’s gedaan, maar de Olympische Spelen, dat is ook leuk!
Ik heb daar heerlijk gewerkt. Voor de staf heb ik een Nederlandse jongen meegenomen. En nog een paar fysio’s. Maar wij moesten helaas stoppen, omdat er een overname kwam door een ander bestuur, dat zei: ‘We gaan het helemaal anders doen.’ Terwijl wij juist goed op weg waren om ons te kwalificeren.’
Heb je wel eens een brief verstuurd of ontvangen met jouw eigen Zuid-Koreaanse postzegel?
‘Haha, het was een hele eer om op een postzegel te verschijnen. Eerder werd ik al ereburger van Zuid-Korea. Ik was volgens mij de eerste of de tweede buitenlander, die dat in de loop der eeuwen verkregen heeft. En ik heb thuis ook nog een foto, dat ik zo’n professor-toga draag en een vierkante muts. Er was een universiteit, die zei: ‘U krijgt nu de titel van eredoctor.’ Ik heb nooit gestudeerd. Dat doen ze daar heel graag.’
In welk land zou je nog graag bondscoach willen zijn?
‘Ivoorkust. Maar dan terug naar het WK van 2010 in Zuid-Afrika. Didier Drogba belde mij op: ‘Trainer, WK in Zuid-Afrika. Kom… Neem de leiding!’ De voorzitter is nog bij mij thuis geweest. Ik keek naar dat team en dacht: dat is finale-waardig. Maar ik had net toegezegd bij Turkije om daar bondscoach te worden. ‘Onder geen voorwaarde!’ was de reactie van de Turkse bond. Met terugwerkende kracht zeg ik: Ivoorkust.’
Dit artikel verscheen ook in de Contractspeler april 2023.